Hi Rob,
Naar mijn overtuiging, en naar de letter van de wet, is het antwoord op jouw vraag “neen”. Hieronder volgt mijn argumentatie, want aan alleen maar mijn overtuiging heb je natuurlijk niet veel. 🙂
Het MR 1992 artikel 37 lid 5 stelt, voor zover relevant voor jouw vraag:
Quote
,tenzij het besluiten betreft met betrekking tot posten die door de vergadering overeenkomstig artikel 5 eerste lid en artikel 33 tweede lid op de jaarlijkse begroting zijn geplaatst, voor zover deze posten met niet meer dan tien procent worden overschreden,
Unquote
Wel mag, ingevolge deze zinsnede, zonder het vereiste quorum besloten worden over posten die door de vergadering (en dus niet het bestuur) (reeds eerder) op de jaarlijkse begroting zijn geplaatst (middels een daartoe strekkend eerder vergaderbesluit).
De logica volgt voor mij uit het feit dat de vergadering (zie artikel 5 lid 1) conform dit lid de door het bestuur ontworpen begroting vaststelt. De laatste zin in lid 1 luidt immers, “deze vergadering stelt de begroting vast”. Wanneer de begroting eenmaal (door de vergadering) is vastgesteld, is er sprake van “posten die door de vergadering op de begroting zijn geplaatst”, en pas dan vallen die posten onder de werking van 37 lid 5.
De vergadering heeft ingevolge artikel 37 lid 5 (geciteerde passage) daarbij een marge van 10% boven de begrote bedragen (onderrealisatie is mijns inziens niet echt/minder interessant).
Merk hier op dat (het eveneens genoemde) artikel 33 lid 2 slechts invloed heeft op de “timing”, en dat in beide artikelen (5 lid 1 en 33 lid 2 uit het bovenstaande citaat) in het midden laten voor welk boekjaar de begroting door het bestuur is ontworpen.
Kort gesteld kom ik tot de conclusie dat de vergadering, zonder dat het vereiste quorum is gehaald, “slechts” kan beslissen over al eerder (door de vergadering) vastgestelde posten op de begroting, en wel binnen een marge van 10% rond de begrote bedragen.
Op zich vind ik jouw idee overigens niet vreemd. Het zou namelijk (onder andere) kunnen helpen om het aantal benodigde tweede vergaderingen terug te dringen. Dat zou op zich ook (niet onplezierig) tot kostenbesparing voor de VvE kunnen leiden (minder vergaderkosten).
Wat ik daar tegenover zet is het volgende.
Wanneer je jouw idee zou hanteren en in de praktijk zou uitvoeren, komt het volgende scenario in beeld. Wanneer de vergadering, zoals jij stelt, ieder jaar en zonder quorum een nieuwe begroting mag vaststellen, kunnen de (“worst case” één lid, of slechts enkele leden die wel naar de vergadering komen) wel aanwezige leden in een reeks van jaren telkenmale de begroting vaststellen, en daarmee ook telkenmale een begroting die ieder jaar weer 10% hoger ligt dan het voorgaande jaar.
Dat geeft een heel erg ongewenste situatie. Immers, en hier verwijs ik naar artikel 5 lid 2, wordt door de vergadering bij het vaststellen van de begroting tevens de hoogte van de voorschotbijdragen vastgesteld. En op die manier zouden de (paar) leden die wel naar de vergaderingen komen de onontkoombare voorschotbijdragen (zonder dat er ooit een quorum aanwezig was) van alle leden (jaar in jaar uit) met 10% kunnen verhogen, of naar believen verlagen.
Met deze redenatie kom ik tot de conclusie dat de “wetgever” (statuten- en MR-schrijvers) nimmer de wens hebben gehad om het direct hiervoor geschetste scenario mogelijk te maken.
“Men” heeft met 37 lid 5 slechts willen voorkomen dat er onnodig (veel) tweede vergaderingen zouden moeten worden georganiseerd, over posten waar de vergadering (WEL met het vereiste quorum) al eens heeft beslist (terwijl er slechts een overschrijding van 10% resulteert). De vergadering heeft reeds eerder besloten over de post (inhoudelijk) en ook over de hoogte van het daaraan gekoppelde (begrote) bedrag (en de overschrijding blijft “binnen de perken”).
Vriendelijke groet, Bob